mikken

Square

We zijn nu in het laatste deel van onze reis beland. We willen de Flensburger Förde, of, Deens, de Flensborg Fjord, nog zien, en dan verder afzakken. We zijn hemelsbreed nog maar een dikke dertig mijl van de Kieler Förde verwijderd, maar we hebben nog geen haast. Een geschikt weergat voor de Duitse Bocht dient zich volgens de weermodellen nog niet aan. En het is pas 31 juli dus we hebben nog wat tijd. Toch begint het een beetje te knagen, want met de depressietrein, die maar doordendert, zien we nog niet hoe we weer veilig terug naar Nederland kunnen.

Okseøer

We vertrekken niet al te vroeg, om een uur of elf. De wind mag eerst nog wat afnemen en dat doet hij ook. De regen niet, de buien blijven komen. Er zit soms toch weer flink wind onder, dus we varen onder genua en bezaan, een klein tuig waar we toch redelijk snelheid mee kunnen maken. En we hoeven niet zo ver vandaag, zo´n mijl of vijftien. In buien neemt het zicht vaak af tot een paar honderd meter. Op zich geen probleem. Dankzij de inspanningen van Zeger hebben we prima navigatieapparatuur, en met een scherm aan de kaartentafel en eentje in de kuip zien we altijd precies waar we zijn. Door het AIS-systeem zien we ook alle beroepsschepen in de buurt, en vaak ook jachten. Dat maakt het allemaal een stuk eenvoudiger en een stuk veiliger.

We zeilen door de baai van Sønderborg (klik voor de locatie) en moeten dan overstag de Flensburger Förde in. In een chat met Zeger, die per slot jarenlang beroepszeeman was, checken we wat de juiste vlagetiquette is: je voert in het stuurboordswant de natievlag van het land waar je te gast bent. Maar de Flensburger Förde heet niet voor niets ook Flensborg Fjord, want we steken voortdurend de grens tussen Duitsland en Denemarken over. En welke groetvlag voer je dan? Allebei lijkt niet juist, en welke moet er dan boven? Wisselen bij elke grenspassage is niet te doen, dus ‘hoe heurt het´ is de prangende vraag. Zeger weet het: Je voert de vlag van je eindbestemming. Dus de Deense vlag blijft nog in het stuurboordswant, want we willen vanavond voor anker bij de Okseøer, de Osseneilanden die aan de Deense kant liggen bij het plaatsje Sønderhav.

Ik schreef al eerder over de Facebook-groep ZeilNoord, waar we veel informatie uitwisselen en ook regelmatig gezellige berichtjes tegenkomen. We zien er eentje voorbijkomen van noordzeiler Eelko Lam. Ik heb er een screenshot van gemaakt dat je hiernaast kunt zien. We zijn dus gespot, maar te ver weg voor een fatsoenlijke foto. Geestig dat wildvreemden het karakteristieke silhouet van Heerenleed op afstand herkennen. Je kunt op de foto´s wel zien dat de genoemde bui niet misselijk was. Er zit niet zoveel wind onder dus we hebben er weinig last van.

Hier is een link naar een leuke website waarin ankerplaatsen en ook jachthavens zijn opgenomen. Hij wordt gerund door een Duitser, en hij wil graag zoveel mogelijk recensies hebben, vooral van de ankerplaatsen. Daar werken we graag aan mee, dus de tekst die bij deze ankerplaats hoort, is van mijn hand. En je ziet meteen waar die ankerplek precies ligt.

Laat in de middag komen we aan bij de ankerplaats. We ankeren in de stromende regen, jammer want op de foto´s van de eilanden zie je weinig. De eilandjes zijn niet meer bewoond, maar het kleinste van de twee , Lille Okseø, herbergt een zomerkamp in handen van een onderwijsinstelling in Kopenhagen en het is niet vrij toegankelijk. Het andere eiland, Store Okseø, is wel toegankelijk, maar door het slechte weer (het komt er weer met bakken uit) gaan we niet van boord. We zien wel dat de hele fjord bij mooi weer prachtig moet zijn, en de ankerplaats is heel idyllisch. We kunnen het ons haast niet voorstellen, maar tot halverwege de jaren 1960 was het grootste van de eilanden bewoond door een aantal families van scheepsbouwers, die met name overnaadse kleine houten boten bouwden. Nu is het natuurgebied en in handen van de Deense staat, die er vooralsnog geen plannen mee heeft.

Kappeln

Onze vrienden Klaas en Petri , die ons jaren geleden met hun Nicholson 35 Mariannne voorgingen naar de Oostzee en in dit gebied veel rondgevaren hebben, raadden ons aan om Kappeln (klik hier voor de locatie} aan te doen. Het ligt in de Schlei, de fjord (of is het een rivier?) die naar Schleswig voert.

Vanaf onze ankerplaats bij de Okseøer is het een flinke dagtocht, een mijl of 28. Dus we varen op tijd, het eerste stukje even op de motor. Dan kunnen de accu’s bijladen – want van de zonnepanelen hoeven we met dit donkere weer niet veel te verwachten. De wind is voor een korte tijd zuidoost, daardoor zit er een klein stukje in de fjord dat niet bezeild is. Maar als we dat gehad hebben gaan de zeilen omhoog en we maken meestal een fatsoenlijke snelheid, behalve aan het eind van de fjord waar tussen twee buien de wind er even uit is. Maar dan komt hij terug uit het oosten en zet Heerenleed er met regelmatig 7 knopen de sokken in.

Intussen is er druk overleg met Zeger. Hij had aanvankelijk voor het tweede weekend van augustus een weergaatje zien aankomen, en de afspraak was dat hij in principe op 10 augustus de trein zou nemen naar Rendsburg, aan het Noord-Oostzeekanaal. Maar dat weergaatje lijkt weer te verdwijnen uit de systemen, en er komt een nieuw, hoopgevend weergaatje een week eerder. We moeten dus nu gaan opschieten, want we moeten eigenlijk al morgen door de sluizen van Holtenau het kanaal in. Op zich is dat goed haalbaar. Maar eerst gaan we naar Kappeln. Na een mooie dag zeilen komen we aan in het dorpje, en we willen een ligplaats aan de passantenkade. Die lijkt vol te zijn, maar we worden in het Nederlands verwelkomd vanaf de kade door een onbekende, Dat is te zeggen, hij was niet helemaal onbekend want we hadden berichten uitgewisseld in de Facebookgroep ZeilNoord. Het is Rien van de Karma, een mooie Vindø die wel een plaatsje aan de kade had weten te bemachtigen. Maar geen nood, we kunnen in een en nabijgelegen jachthaven annex jachtwerf een plaatsje krijgen. We nodigen Rien en zijn vrouw Joke uit om een glaasje te komen drinken aan het eind van de dag, en we gaan dan eerst boodschappen doen bij supermarkt Polly die op spuugafstand van de haven staat. Daarna een rondje door het stadje dat inderdaad erg charmant is.

Minder charmant is het weer: het komt weer met bakken naar beneden en we vluchten een winkel in als het echt te bar wordt. Daar scoort Noud nog een erg pittoreske asbak, want die uit Juelsminde blijkt te licht en waait nogal eens om. Als we aan boord zijn komen al snel Rien en Joke. Het wordt, laten we maar zeggen, erg gezellig. We blijken zelfs nog wat gemeenschappelijke kennissen te hebben.

Het NOK op

Voordat we op woensdag 2 augustus vertrekken gaan we eerst Polly nog met een bezoek vereren. We gaan straks via het Noord-Oostzeekanaal (NOK noemen ze het hier) naar Cuxhaven en daarna door de Duitse Bocht, als het weergaatje tenminste niet op het laatste moment weer verdwijnt. We komen onderweg alleen in Rendsburg nog winkels tegen, maar die zijn wel verder lopen dan hier. In Cuxhaven zullen we maar kort zijn en denkelijk niet eens van boord gaan. Met de boodschappen aan boord vertrekken we, helaas onder motor, want er is maar weinig wind en die staat recht op kop. Treuzelen is er niet bij, want het liefst willen we niet alleen door de sluizen van Holtenau, maar meteen door naar Rendsburg. We hebben een mijl of 23 te gaan naar Kiel-Holtenau, (klik) en dan nog 18 naar Rendsburg. Met wind op kop en geen lekker weer zijn we maar weer eens blij met onze dichte kuiptent. We komen rond half vier aan voor de sluizen. Van verre zien we al een aantal jachten rondjes draaien op de daarvoor aangewezen wachtplaats, maar als we er bijna zijn varen ze allemaal de sluis in. We geven wat meer gas en kunnen zonder wachten nog net mee.

We weten nu dat deze sluizen lastig zijn voor jachten. Er zijn drijvende pontons, maar die liggen nauwelijks hoger dan de waterspiegel zelf. Dat is voor ons best een hoge ‘sprong’ en het terug aan boord klimmen is ook geen sinecure op onze oude dag. Op het ponton zitten wel rubber matten bevestigd tegen het uitglijden, geen overbodige luxe want die (houten) pontons zijn permanent kletsnat. Lastig: er staan geen bolders op waar je een lijn omheen kunt gooien. Er zijn wel ringen, maar je moet dus eerst iemand op het ponton hebben die je landvast door de ring kan halen en hem terugleiden aan boord. Van tevoren hebben we de zeereling opengemaakt bij ‘het hekje’ en Noud is in het gangboord gaan zitten met de lijnen in zijn hand. Als we dicht genoeg bij het ponton zin laat hij zich eraf glijden en staat op het ponton. Ik stop de boot af en ga dan ook het ponton op, we doen elk een landvast door een ring en klauteren dan weer aan dek. Zo zijn we weer klaar om uit te varen. Op de foto zie je het gewraakte ponton links in beeld.

Het gaat er vandaag wat rommelig aan toe in de sluis. Buiten een stuk of acht jachten ligt er een coaster: de Schokland uit Urk. Als het schutten klaar is en de deuren open gaan komt over de luidspreker de instructie dat de jachten eerst uit moeten varen. Terwijl we dat doen maakt de Urker maar vast los en drijft naar het midden van de niet al te brede sluis. Even een Oh-oh momentje maar het gaat goed. We schieten voor de Urker langs en gaan meteen naar de stuurboordswal.

De meeste jachten maken vast aan het betaalponton. Wij niet, want Noud heeft vandaag de kanaalrechten al online betaald. Dat was nog wel wat gedoe. Als je met een credit card betaalt krijg je meteen de bewijscode die je in het kanaal moet kunnen laten zien. Noud betaalt per bankoverschrijving. Pas nadat de betaling is afgeschreven komt er doodleuk een bericht dat je binnen zeven werkdagen (!!!) de code krijgt toegemaild. We hadden al gemerkt dat Duitsland nog echt een baargeld-economie heeft en dat ze niet zo goed met elektronische betalingen omgaan. Maar een week voor iets wat je zelf meteen kunt zien als betaald is wel wat gortig. Noud mailt met het kantoor dat voor het NOK de betalingen verwerkt. Gelukkig krijgt hij antwoord. De dame vraagt om even het bewijs van betaling te mailen want dan kan ze handmatig de code sturen. En zo gebeurt het ook. We hebben overigens nergens gezien dat de code ook daadwerkelijk gecontroleerd wordt.

Rendsburg

Als we op het kanaal zijn zouden we nog naar een ankerplaats kunnen, in een meertje aan de zuidkant van het kanaal, ongeveer halverwege Rendsburg. Maar we zetten liever door. Het is toch pokkenweer met de hele tijd buien of langdurig regen, en ik zit prima op de stuurstoel. Dus tegen de avondschemer komen we binnen in de jachthaven aan de Obereidersee. Er zijn nog wel wat plaatsen vrij, dus ik mik op de eerste de beste box die ik tegenkom. Als ik de box langzaam invaar ligt Heerenleed ineens stil. En dan kijk je op je dieptemeter. En dan zie je dat je nog twee meter water onder de kiel hebt. Dus voorzichtig een tikkie gas geven en weer lijkt het of we door iets onzichtbaars worden tegengehouden. Bijna goed. Onzichtbaar dus niet, wel heel slecht zichtbaar in dit schemerdonker in de regen. Een Deens jacht wilde lekker stevig liggen en had aan zijn bakboordskant een landvast uitgebracht naar de overkant van de volgende box. En daarmee blokkeerde hij de invaart van de box die ik wilde kiezen. Twee boxen verder zie ik dat daar ook een lijn over de invaart gespannen was. Maar er schiet iemand aan dek van het betreffende jacht, een Noor, die meteen de lijn losmaakt en mij gebaart de box in te varen. Zo hoort het dus. Later vraagt hij of we een lijntje van hem bij ons willen vastmaken. Met het onstuimige weer van de laatste tijd kunnen we er ons iets bij indenken, dus dat doen we.

We kijken intussen iedere dag meermaals op de Windy-app, met vrees en beven eigenlijk, of het weergaatje nog wel open is. Maar het wordt nog steeds aangegeven, en morgenvroeg stapt Zeger op de trein in Amsterdam. Hij moet een enorme omweg maken, want er is een probleem op het spoor tussen Deventer en Duitsland, dus hij moet wel twee uur omreizen. Als hij dan ook nog een vertraging heeft worden het er uiteindelijk drie en een half uur extra. We hebben tijd om nog wat brandstof bij te tanken. De havenmeesteres is er alleen in de ochtend en later in de middag, dus we gaan even met een bagagekar van de haven naar een dicht bij gelegen benzinepomp en tanken 60 liter. Bij een prijs van 174,9 tegen 195,9 aan de haven was het de wandeling van twintig minuten (en twintig terug) wel waard. Aan boord neem ik een trechter, een lap en mijn hevelpomp. Ik ben – misschien belachelijk – secuur als het gaat over schone brandstof. De Duitse bocht is op zijn best onrustig, en waarschijnlijk heel onrustig als wij hem oversteken, en dat zijn de momenten dat je je motor het meest nodig hebt, en ook de momenten dat de kans het grootst is op verstopte dieselfilters door vuil dat van de tankbodem wordt losgeslingerd. Bij ons aan boord is de tank elke winter leeg en schoon, en dat wil ik graag zo houden. Het verplichte toevoegen van biodiesel aan de brandstof zorgt voor een hoger watergehalte en dat veroorzaakt op zijn beurt weer de ontwikkeling van de beruchte dieselbacterie die op de scheiding van diesel en water onder in je tank woont. Dat zie je als een soort zwarte snotslierten en als die je filters verstoppen houdt je motor er gegarandeerd mee op. Daar heb ik geen trek in, dus alles wordt door een doek gefilterd. Duurt even, maar dan weet je zeker dat je geen troep in je tank hebt.

Om half zes komt Zeger uiteindelijk aan op het station van Rendsburg. Gelukkig is dat dichtbij, en we halen hem natuurlijk op. We praten bij, kijken nog maar weer eens naar Windy en besluiten dat we de volgende ochtend, vrijdag 4 augustus, om een uur of negen vertrekken. We komen dan aan in Brunsbüttel, aan de westkant van het kanaal, als het getij net naar buiten gaat lopen. Zo hebben we stroom mee naar Cuxhaven waar we dan om een uur of acht aankomen. De sluizen van Brunsbüttel zijn de onzekere factor, maar we zitten er vast niet zo ver naast.

We voeren het plan uit zoals bedacht en we vertrekken om een uur of negen samen met een stuk of acht andere zeiljachten uit Rendsburg. Zoals we inmiddels gewend zijn regent het, en de nederlandse driekleur hangt als een natte dweil over de hekstoel. Als we kijken naar de meeste andere zeilers – in hooggesloten zeilpakken in de regen – dan zijn we weer eens erg blij dat Heerenleed en dak boven haar kuip heeft, En dat we een kuiptent hebben. De tocht naar Brunsbüttel is lang en niet erg opwindend, maar langs de oevers van het kanaal is af en toe best wat te zien.

deutschgründlich?

We komen laat in de middag aan bij de sluizen van Brunsbüttel. Als we er bijna zijn gaan de sluisdeuren voor onze neus dicht. Een beetje onbegrijpelijk, want we hadden er nog wel vijf keer bij gekund, maar niets aan te doen. Na een half uurtje wachten gaan de deuren van de tweede sluiskolk die door jachten gebruikt mag worden open en de lichten knipperen wit. Dat geeft aan dat jachten mogen invaren. Tot onze verbazing komt er een binnenvaartschip, Aldebaran genaamd, aanvaren met wat lijkt op een geblokkeerde toeter. Hij vaart dus luid en ononderbroken toeterend dwars door het veld met jachten heen, terwijl we nog steeds de knipperende witte lichten zien die – we kijken het later nog maar eens na – écht betekenen dat jachten mogen invaren. Iemand op de wal zit te slapen, lijkt het. Niet de Deutsche Gründlichkeit zoals we die kennen. Maar goed. Als het binnenvaartschip heeft vastgemaakt kunnen de jachten alsnog naar binnen en we maken vast aan het gewraakte ponton op waterlijnhoogte. Met Zeger erbij is het wel een stuk makkelijker, iemand aan het roer en twee op het ponton met de lijnen. Achter ons meert een solozeiler af, en die heeft wel even onze hulp nodig want hij krijgt het in zijn eentje niet gedaan.

Als we de sluis uitvaren een beetje stroom tegen, maar na een uurtje of drie ploeteren komen we voor Cuxhaven met uiteindelijk een flinke stroom mee. Er staat een akelige golfslag voor de havens en de ebstroom scheurt voor de nauwe haveningang langs. Gelukkig zijn we alle drie opgegroeid met zeilen en varen op stroom, dus Zeger stuurt Heerenleed vakkundig de haven in, eerst krabbend tegen de ebstroom, dan krabbend tegen de zware neer die voor de ingang langs terugloopt.

We zagen al wat paniekerige berichten op Facebook voorbijkomen als zou ‘Cux’ een chaos zijn en uitpuilen, maar als we daar uiteindelijk aankomen zien we dat dat reuze meevalt. We moeten wel langszij twee Nederlandse jachten. Zelf hadden we gedacht om een uur of negen de volgende ochtend uit te varen, om meteen goed tij mee te hebben op de Elbe. Maar de buren vertrekken al om half vijf. We besluiten dat we dat dan ook maar doen. We moeten er toch uit om de buren eruit te laten, daarna komt er van slapen toch niets meer. De zeiler die er zo vroeg uit wilde zei nog: ¨morgen zijn jullie me dankbaar¨. Hij kreeg gelijk.

Duitse Bocht

Ik sta zaterdagmorgen om vier uur al koffie en thee te zetten. Als ik weet dat ik op een belachelijk uur op moet (Zeger noemt dat ‘hysterisch vroeg´, en dat is het ook) dan ben ik om het uur wel wakker om te kijken of ik er al uit moet. Nou ja. Straks op zee kunnen we om beurten slapen als we dat willen. En inderdaad: iedereen is ruim voor half vijf uit de veren en om klokslag half 5 maken we los en varen de nacht in. Onze berekeningen zeiden eigenlijk dat we de eerste twee uur nog een beetje tij tegen zouden moeten hebben, maar in de praktijk hebben we dat helemaal niet. Sterker nog: al snel een voorzichtig beetje eb mee. De wind zou zwak zijn en tegen staan, dat wisten we. Als we om half vijf in de ochtend losmaken is het inderdaad allemaal nog vrij rustig. Zoals altijd is er de nodige scheepvaart op de Elbe. Wat opvalt is een ‘car-carrier’ van het soort dat kort geleden boven Ameland in brand stond. Ze verdienen niet echt de schoonheidsprijs.

De Elbe is in de benedenloop echt gigantisch breed. Het stroomt er altijd stevig door het getij, het afgaand tij altijd sterker dan het opkomend tij, omdat je bij afgaand tij de rivierafvoer er ook nog bij hebt. Als daar dan wat wind tegenin staat krijg je een korte staande golf, Bovendien lopen er twee oude deiningen die bijna haaks op elkaar staan, en dat zorgt voor rare schuivers die het allemaal niet echt comfortabel maken.

We stellen vast dat we vrij vooraan in de vloot liggen, die steevast Vleut-vloot genoemd wordt. Dat verwijst naar (helaas wijlen) René Vleut, de grondlegger van ZeilNoord waar we het al vaker over hebben gehad, en auteur van nogal wat publicaties over het varen naar en op de Oostzee. We laten ook even een plaatje zien waarop de schepen die AIS hebben te zien zijn. Als je denkt dat het druk is kan ik je zeggen dat het dichtstbijzijnde volgende jacht minstens een mijl verderop te vinden was. De AIS-plaatjes zijn sterk uitgezoomd.

Als we een uurtje of drie onderweg zijn komen de eerste buien alweer. We hebben er niet veel last van maar we benijden de zeilers zonder een dak boven hun hoofd niet. We steken dan net de geulen van de Weser en de Jade over, de geulen die leiden naar Bremen, Bremerhaven en Wilhelmshaven. Daar kan heel wat verkeer uit komen (en ingaan) maar deze vroege zaterdagmorgen is het rustig. Als we eenmaal over de geulen zijn (het zijn drie geulen en je doet er in totaal toch wel een kleine drie uur over) is de wind gekrompen naar zuid en kunnen we de genua uitrollen. Met bezaan, genua en de motor bij houden we goed snelheid, en die is geboden, want een volgende prak met harde wind is alweer onderweg. Zoals de modellen er nu uitzien moeten we liefst voor zondag einde van de middag in een veilige haven zijn. Dat moeten we altijd halen, maar modellen zijn maar modellen en de realiteit kan anders uitpakken. Nu met voldoende zeil bij liggen we ook een stuk rustiger en daarmee komt het comfort aan boord weer wat op peil.

opties

Intussen blijven we rekenen en schatten. We hebben eigenlijk drie opties.

De eerste is na het passeren van Borkum de Westereems in te draaien en dan naar Delfzijl te varen. Daar kunnen we via de staande mastroute door naar de rest van Nederland. Nadelen zijn er twee. Vandaag zouden we op de Westereems tegenwind hebben, en er is een brug kapot bij Delfzijl waardoor we alleen vrijdags verder kunnen omdat de brug éénmaal per week draait. Eigenlijk is deze eerste optie vooral geschikt bij te harde wind tussen zuidwest en noordwest, omdat je dan niet meer hoog aan de wind of zelfs kruisend je weg naar het westen hoeft te werken, maar in zuidoostelijke richting naar Delfzijl kunt varen onder de (relatieve) beschutting van de wadden en later de kust van Groningen. Omdat we zuidenwind hebben en het weer nog relatief rustig is kunnen we deze optie laten vallen.

De tweede optie is de Zoutkamperlaag te nemen, het zeegat tussen Schiermonnikoog en Ameland. Met 12 mijl een relatief korte route naar de sluis van Lauwersoog, waar je dan via het Lauwersmeer naar Dokkum en dan via de Dokkumer Ee naar Leeuwarden en verder kunt. Een goede optie, maar er zit een probleempje bij. We moeten precies op de kentering bij de uiterton zijn, want dan pikken we de jonge vloed op naar Lauwersoog. De Zoutkamperlaag is een smalle geul, en het tij kan daar doorheen gieren. Als je het tegen hebt ben je eindeloos onderweg. Bovendien zijn er een aantal onverlichte tonnen, dus je moet liefst nog wat daglicht hebben als je aan de invaart begint. Tenslotte kennen we de haven van Lauwersoog niet goed, en dat is een minpunt bij aankomst in het donker, en dat zou het onvermijdelijk worden.

De derde optie is doorvaren naar Vlieland. Dat is veertig mijl verder, maar de aanloop naar Vlieland heeft geen onverlichte boeien. Die aanloop heet wel het Stortemelk, en dat heet het niet voor niets. Het kan er flink tekeer gaan, en met een weersverslechtering op komst is de timing essentieel. Een ander nadeel is dat we de nacht door moeten varen, want veertig mijl is gemiddeld 7 à 8 uur varen, afhankelijk van wind en tij.

Als we ter hoogte van het windmolenpark boven Borkum zijn draait ineens de wind van zuid naar west en trekt flink aan. We kunnen onze koers niet meer bezeilen en we rollen de genua in en geven meer gas, want meteen gaat er een venijnige korte golfslag lopen waardoor de snelheid omlaag gaat. Het wordt erg ongezellig, inclusief slagregens, en bijbehorend slecht zicht. Als dat zo blijft kon het wel een lange nacht worden, want met slecht zicht de Zoutkamperlaag in is geen goed idee. Maar het duurt gelukkig niet lang. Na een half uur draait de wind weer naar zuid. We rollen de genua weer uit, maar houden er flink gas op, want we vertrouwen het weer niet meer zo. De ‘Vleut-vloot’ is inmiddels aardig uitgedund, we zagen al op de AIS dat een aantal jachten Norderney zijn binnengelopen. Dat is een prima optie als je alleen dagtochten wilt varen, maar het kost flink extra tijd en je weet nooit wanneer je er weer weg kunt, zeker met het instabiele weer dat deze zomer ons opdist. Daarbij komt nog dat Zeger daar zomaar niet weg komt als hij ineens voor zijn werk naar Nederland moet. Maar als je tijd hebt is een goede optie. Rien en Joke van de Karma, die we na onze ontmoeting in Kappeln natuurlijk volgen via de AIS hebben ook Norderney als tussenstop gekozen een week na onze terugtocht.

timing perfect

Doordat we er goed de sokken in hadden gehouden, met soms wel 9 knopen over de grond, komen we – dikke bof want dat kun je niet zo nauwkeurig plannen – exact op het juiste moment aan bij de uiterton tussen Schier en Ameland. Het laatste mijltje begon de stroom voorzichtig tegen te lopen, maar eenmaal op weg naar binnen – want dat doen we dus – hebben we tot drie knopen tij mee. Er komen nog even een kleine twee uurtjes heel geconcentreerd sturen bij in het laatste van de avondschemering, want de Zoutkamperlaag kronkelt en je mag echt niet buiten de betonning komen, vooral niet omdat we nog maar kort na laagwater zitten. En dan, heel tevreden, lopen we na achttien en een half uur om elf uur ’s avonds binnen in de pikdonkere haven van Lauwersoog. We zien tegen de lichten op de wal niet goed waar de passantenhaven precies zit, maar Zeger spot een jacht aan de wachtsteiger voor de sluis, die alleen overdag draait, en daar kunnen we prima bij.

verrassing

We moeten op tijd op, want om acht uur draait de sluis en als je aan de wachtsteiger ligt moet je wel schutten. Een laat aangekomen jacht dat bij ons langszij was komen liggen – op zich geen probleem – vonden dat niet nodig: ze lagen nog te slapen. Niet zo als het hoort. Maar goed. We hebben intussen een andere verrassing gehad. Minder fijn. Zeger deed vanmorgen het ritueel van het controleren van het oliepeil in de motor en in de keerkoppeling, en hij zag olie onder de motor liggen. Het oliepeil was gezakt van bijna maximum naar het minimum. Er zit dus een lek. Ik schiet daar wel van in de stress, maar gelukkig is Zeger erbij, en die doet dat niet. De motorolie wordt wat bijgevuld, en de motor wordt gestart. Er is geen zichtbaar lek. We besluiten door te varen naar ons eindpunt van vandaag: Dokkum. Daar gaan we bekijken (nou ja ‘we´, meer Zeger dus) wat er aan de hand is. In Dokkum aangekomen eerst olie gepeild, en de motor had geen olie meer verloren. Na wat zoeken voelt Zeger dat er een lek zit bij de aansluiting van de carterpomp aan het carter. Die aansluiting zit op een braille-plek. Kortom, een plek die je niet of slecht kunt zien. Als hij de aansluiting los draait, merkt hij dat de aansluiting van de carterpomp niet goed in zijn fitting zit. Dat is snel verholpen. Het euvel moet al heel lang bestaan, maar pas door het hevig rollen in combinatie met hogere toerentallen is er, denken we, olie door die opening naar buiten gekomen. We zijn matig opgelucht, eerst nog een paar keer varen en dan controleren of er nu geen olie meer lekt. In de loop van de middag komt onze vriendin Nienke met haar auto, zij brengt Zeger, intussen gedoucht en geschrobd, naar het station in Leeuwarden, want morgen moet hij weer werken. Wij blijven een paar dagen liggen, het waait weer eens dat het rookt en ik heb nog een klus te doen: de olievangbak onder de motor schoonmaken.

mooi weggekomen

In de dagen die volgen blazen we uit. De laatste week was behoorlijk intensief, alle dagen varen en flinke stukken ook nog. Intussen volgen we op de voet hoe het de ZeilNoord-zeilers vergaat die nog in Scandinavië zijn. Die krijgen het zwaar te verduren. Storm Hans, die wij dus net voorgebleven zijn, houdt daar nu huis, en we lezen talloze verhalen over schade en angstige momenten. Met name veel kapotgewaaide rolfokken, maar zelfs een paar gebroken masten in de haven van Helsingør. Theo Arendzen, ZeilNoord-lid, plaatste een aantal foto’s, waarvan ik er één overneem zodat je kunt zien hoe erg het was. En dan heb ik het nog niet over allerlei andere gevallen van pech zoals iemand die een kapotte motor heeft op Helgoland, iemand die met een klap op een ton vaart op de Elbe en zijn hele jacht aan barrels ziet gaan, mensen die door afwaaien van water (Hans zijn schuld) op de keien staan te bonken met hun kiel, enfin, wij hebben buiten onze kleine schade in Klintholm al deze narigheid niet gehad.

omkijken

We liggen intussen in Sneek, en we hebben nog een keer bof gehad. Een aantal ZeilNoord-zeilers zijn, na een pittige tocht door de Duitse Bocht, net als wij bij Lauwersoog naar binnen gegaan. Ook zij wilden via Dokkum naar Leeuwarden, de enige route, en jawel… ze lopen vast voor de brug van Burdaard waar de software van kapot is. Ik zei het, we liggen in Sneek, op ons gemak via een nachtje voor anker op het Pikmeer bij Grou. De motor heeft keurig gedraaid, de olievangbak is nog steeds schoon en we kijken nog eens om naar de afgelopen twee maanden.

Wat was er leuk? Heel veel. Uitspringers waren de Ampelmännchen in Rostock, de schitterende Boddengewässer westelijk van Rügen, inclusief de wat schizofrene DDR-BRD botsingkjes die je in Oost-Duitsland nog overal ziet. Ook Hiddensee was prachtig. Klintholm was wel erg leuk, maar de zwel die daar de haven binnenliep maakte het verre van zorgeloos. Een topper was Omø. De snelle zeiltocht van daar naar Juelsminde was super. En zo zijn er nog wel wat meer leuke dingen.

Minder leuk is de Oostzee onder de slechtweer-omstandigheden die we hadden. De Oostzee wordt vaak vergeleken met het IJsselmeer. Dat is dan bedoeld om aan te geven dat het allemaal wel te overzien is. Wat ons opviel was vooral de akelige steile korte golfslag die we vaak hebben ervaren en die heel veel op die van het IJsselmeer lijkt, en niet in gunstige zin.

Vooral langs de Duitse noordkust vielen ons de afstanden tegen. Vaak waren de dagtochten erg lang, en er waren weinig tussengelegen havens om de tocht in te korten bij slechter weer, en dat hadden we in overvloed. We hebben nog nooit zoveel vast water over dek gehad als dit jaar op de Oostzee. Dat is niet als ontmoediging bedoeld, maar wel om te zeggen: onderschat de Oostzee niet, want zeker het stuk tussen Duitsland en Denemarken en natuurlijk ook het Skagerrak en het Kattegat, waar wij niet zijn geweest, dat zijn grote lappen water en daar moet je niet mee spotten.

Wat ook opviel is dat Heerenleed eigenlijk te groot is om die leuke kleine Deense eilandjes aan te doen. Alleen Omø bleek mogelijk, maar dat was vooral omdat de havenmeester klaar stond om ons naar de oude haven te sturen, omdat we in de marina echt niet gepast hadden met onze lengte. We realiseren ons dat het slechte weer dat ons achtervolgde niet heeft geholpen. We konden maar een paar keer voor anker, maar dat gold natuurlijk voor iedereen, wat de havens extra vol maakte.

We hebben in totaal van Lauwersoog tot Lauwersoog 932 mijl gevaren. Daarvan kunnen we grofweg stellen dat we daarvan de helft hebben gemotord. Niet zo vreemd als je bedenkt dat de heen en terugweg door de Duitse Bocht en dan nog 2 keer het NOK helemaal motorend zijn afgelegd, tweemaal 185 mijl. Het doet ons altijd weer denken aan een vroegere vriendin uit de watersport, Karin, die Duitse is van geboorte. Ze zei altijd: Seezailen iest fooral fiel motoren. En ze had gelijk.

Zouden we het weer doen? Ik zeg ja, Noud zegt nu nog nee, maar hij zegt ook dat we het een volgende keer anders moeten doen: eerst rechtstreeks naar Thyborøn. Dan door de Limfjord en dan langs de oostkust van Jutland naar beneden en via het Kieler Kanaal weer terug.

We laten het eerst maar eens wat bezinken bij een brugje in Sneek.

Comment

8 Replies to “mikken”

  1. Prachtig verhaal en wat een gereken om bij acceptabel weer verder te gaan. En het kan dan zomaar omslaan. Fijn dat die boot vroeg weg wilde waardoor jullie voor het ‘weer’ weg waren.
    Complimenten dat jullie dit weer en water hebben weten te beheersen en fijn dat jullie ook weer heelhuids hier zijn.

    Jullie reis heb ik met veel plezier mogen volgen en de manier waarop je schrijft Peet maakt me deelgenoot.

    heel veel liefs en tot snel

  2. Wat een avontuur is deze reis geweest. De bestemmingen, het weer, de ontmoetingen, de gebruiken, ga maar door.
    Ik heb de verslagen met grote aandacht gelezen en voorgelezen aan Hans, je weet wel, van die storm. !!!
    Leuk dat jullie Hiddensee ook zo mooi vonden: wij ook. Wij hebben daar fietsen gehuurd en langs de zee gefietst met de geur van duin roosjes in onze neuzen. Heerlijk.
    De foto,s waren ook ieder verslag een mooie aanvulling. En de filmpjes niet te vergeten. Wat mij opviel was dat er geen aquarel tussen zat van jou Peter.
    Maar misschien komt dat omdat het deze reis “all hands on deck” was.
    Wel jammer dat het weer niet echt meezat maar fijn dat jullie er toch van genoten hebben. Omdat ik niet onder elk verslag geschreven heb wil dat niet zeggen dat ik/wij er niet ontzettend van genoten hebben.
    Vaak keken we op Vesselfinder om te zien waar jullie lagen.
    Nu nog een tijd. genieten in bekende Hollandse wateren. Geniet allebei!
    Lieve groeten en wie weet tot ziens, Ria en Hans.

  3. Ja, je maakt van alles mee, maar daar gaat het ook om toch.? Prachtige verhalen en avonturen en deze is in de pocket en neemt niemand je meer af.
    Volgend jaar weer hoor! Zolang het kan zetten we de zeilen naar onbekende ( en bekende ) kusten.

    1. Klopt ook, Donald. Alles welbeschouwd was het een prachtige reis, Of het volgend jaar de Oostzee wordt is verre van zeker, maar het reddingsvlot wat al veel te lang op de zolder staat van Peter en Eveline gaat volgende maand in de keuring. En dat doen we niet voor het IJsselmeer!

  4. Wat een geweldig verhaal Peter.
    Veel punten en beslismomenten die ik herken.
    Vooral de vermoeidheid na de terug tocht.
    En ja ,ook onze ervaring destijds was dat de wind snel kon opsteken.
    Je verhalen geeft me eens te meer de overtuiging; we hadden graag met jullie mee gegaan met onze eigen boot ( Nic. 35 Marianne) maar we zijn simpel te oud voor dit soort reizen.
    Het is niet anders. Dank voor de mooie verhalen.

    1. We hadden het ook super gevonden als jullie erbij waren geweest, en de verwaaidagen zouden zeker veel gezelliger geweest zijn. Maar de dingen zijn zoals ze zijn. We halen komende weken de gezelligheid wel weer in. Morgen richting Marken.

  5. Prachtig verhaal en herkenbaar. We vertrokken bijna gelijk uit Rendsburg op de heenweg en zijn op vrijdag 4-8 door de db naar Vlieland gezeild. Weten ook nog niet of deze tocht voor herhaling vatbaar is. Mooi, lieflijk maar veel slecht weer. Maar dat kan volgende keer heel anders zijn.
    Dank voor het leesgenot!!

    1. Dank je wel, Maryke! Inderdaad, prachtige plekken op de Oostzee, maar veel slecht weer gehad. Dat geldt natuurlijk voor iedereen. En in zuid Europa met 40+ was het ook niet gezellig. Laten we er maar van uit gaan dat het een uitzonderlijke zomer was, voorzover het predikaat zomer van toepassing was.

Comments are closed.