Mijn verhaal over tiengemeten doorbrak de chronologie van de verslagen, daarom nu terug naar waar we gebleven waren. We liggen nog een dagje aan de Mosselbank in het Veerse Meer, waar we vermaakt worden door een gezin met twee jonge kinderen, die de hele dag in de weer zijn met bootjes. Ze hebben een Optimist, die niet alleen luistert naar de naam Brandweer, maar ook qua kleurstellingen aan de brandweer doet denken. Daarnaast nog aloude Avon Redcrest rubberboot waar we jaloers op zijn (die dingen vouwen zo heerlijk klein op) met een elektromotortje en ouders en kinderen zijn de hele dag zoet. Er loopt nog een volwassen kind rond op het eiland, met een drone, en die maakt prachtige foto’s van het haventje waar wij vooraan prijken!
We borrelen ’s avonds met de ouders, Heiske en Henk, heel gezellig. Ze blijken en Breda te wonen, en Noud kent hun huis. Heiske, die het zeilen en klooien met bootjes al van kindsaf heeft meegekregen, vertelt dat met de kleintjes de mijlen vooral met de Optimist en niet met het moederschip worden gemaakt. Heel verstandig, en het ziet ernaar uit dat de kinderen de watersport al hebben geadopteeerd.
Op 13 augustus maken we ’s morgens vroeg los. Er is niet zoveel wind en het eerste stuk is hij tegen, maar daarna zeilen we met genua en bezaan. Vol tuig is op dit krappe water niet handig. We sukkelen het Veerse Meer af, en zien al dat het bij de Zandkreeksluis een chaos is. Er liggen heel wat jachten te wachten, en erg veel jachten zijn vreselijk aan het dringen. Met een zwaar schip als Heerenleed is dat niet fijn, we kunnen niet snel even uitwijken als er iets fout dreigt te gaan, dus we gaan het gedrang uit en we wachten het eens even af. Toch blijkt dat uiteindelijk iedereen in de sluis ligt, en we er nog net bij kunnen. Een flinke motorboot gebaart dat ze klaar zijn en dat we langszij kunnen. Er komt nog even een kleinere zeiboot uit het niets die zich nog gauw even voor ons naar binnen wurmt. Maar we maken duidelijk dat wij langszij gaan bij de uitnodigende motorboot en dat ze zich maar verder naar voren moeten wringen, tussen de al vastliggende jachten. Zo gebeurt het, en we slaken een zucht van verlichting als de deuren achter ons dicht gaan.
Het schutten zelf gaat redelijk vlot, en als we eenmaal buiten zijn hijsen we op ons gemak de bezaan en rollen de genua uit. Noud wil per se door het Brabants Vaarwater, wat niet zo’n gelukkige keus blijkt, want het tij loopt stevig tegen en het is niet bezeild, zodat de motor bij moet. De genua rollen we in, en we worstelen ons richting Keeten. We merken goed dat we erg veel aangroei hebben, de zeepokken zijn er op de warme Grevelingen (we maten een watertemperatuur van 25,5°) en op het net zo warme Veerse Meer opgevlogen. De snelheid die we halen blijft achter bij wat we normaal gewend waren, en het snelheidslog, een soort schoepje dat door de stroming van het water langs de romp wordt rondgedraaid, geeft onder de drie knopen gewoon nul aan, en daarboven doeet hij maar wat. Kennelijk is er door de aangroei zoveel turbulentie onder het schip, dat er geen normale snelheidsmeting meer tot stand komt. Eenmaal op de Keeten rollen we de genua weer uit, en er zit nog een knoop of 5,5 in (gemeten met de GPS over de grond, met vrijwel geen tij meer.
We houden ons hart vast voor de Krammersluizen. De vakanties hier in het zuiden zijn voorbij, en in het midden van het land volgende week, dus er zal wel een enorme prak jachten naar het noorden willen. Maar we komen er om half zes aan, en tegen onze vrees in kunnen we meteen de openstaande sluis in die meteen achter ons dicht gaat. Wat een luxe, alleen in deze sluis, geen gedrang en vlot naar binnen. We spreken de zeepokken nog een keer toe: neem gauw nog een slokje zeewater, want het is je laatste. De pokken overleven niet in zoet water, en we hopen dat we ze eer misschien op de een of andere manier af kunnen schrapen.
Uiteindelijk – het schutten duurt hier altijd lang omdat er ‘gespoeld’ wordt, geen zout water in het Volkerak en geen zoet water in het Zijpe – gaan de deuren open en varen we op ons gemak de sluis uit, en we zeilen naar de monding van de Steenbergse Vliet. We overnachten nog maar weer eens op de prachtige Vliet aan de palen, maar morgen gaan we door naar Steenbergen om nog een keer boodsschappen te doen voor de reis naar het noorden. Zware spullen kopen we graag hier omdat de winkels vlak bij de haven staan. Bij het binnenvaren van het Steenbergse havenkanaaltje komen we langs de privésteiger waar we zo lang en met zoveel plezier onze vaste ligplaats hadden. Het bedrijf van de toenmalige eigenaar is intussen failliet, de boel ligt er verlaten en vervallen bij. Wel prettig om te weten dat onze beide katten Joris en Poes, die hier sinds 2007 op het dijkje begraven liggen, in elk geval een rustige plek hebben.
In Steenbergen hebben we weer een prima plaats, en we doen op ons gemak de boodschappen. Het centrum is niet veranderd, veel winkels zijn er nog, en zelfs de ouderenhangplek op het marktje doet nog dienst.
Omdat we een dag blijven liggen hebben we afgesproken met Marcel, die ik ken via de sociale media. Hij woont met zijn man in Amerika, maar is een poosje in Nederland wegens gezondheidsproblemen van zijn moeder. We hebben via de sociale media altijd heel wat te delen gehad, we herkennen een hoop zaken uit de tijd dat mijn moeder haar laatste maanden in Steenbergen in het verpleeghuis woonde. Marcel verblijft in Moerstraten, vlakbij Steenbergen, dus we hadden bedacht dat het leuk zou zijn elkaar een keer in het echt te treffen. En dat was het! Marcel staat op het punt weer terug te gaan naar de VS, en het is erg leuk dat er nu ook een gezicht hoort bij de verhalen die we te delen hebben.
’s Avonds komt Berendien eten, en ze rijdt Noud met twee 20 liter jerrycans even naar de benzinepomp om nog wat extra diesel te halen. De de volgende ochtend doet Noud nog een laatste run op de winkels. Ik tank water en leeg de jerrycans diesel in de brandstoftank. Dan kunnen we weg, en nadat we de Steenbergse Vliet nog eenmaal afmotoren zeilen we naar de Volkeraksluizen. Daar eenmaal doorheen ankeren we maar weer eens in het Hellegat, een heerlijke plek (als je het geluid van de A29 negeert) en we blijven twee nachten liggen.
We zien nu dat de bijboot weer helemaal leeggelopen is op de bakboorddrijver, dus we besluiten dat we hem nu niet meer kunnen gebruiken en we vouwen hem op en bergen hem op in de bergruimte onder het achterdek. We zullen hem naukeurig bekijken, maar waarschijnlijk is hij niet meer te redden. Maar dat kan allemaal wachten tot in Drachten. We krijgen er de lucht van dat Klaas en Petri met de Marianne weer in de buurt zijn, en we spreken af dat we elkaar treffen op het Haringvliet. Wij gaan om 14 uur door de brug, maar zij komen net te laat door de overvolle Volkeraksluis en moeten wachten tot half vier. We vinden een meerboei in de luwte van de zuidoostkant van Tiengemeten, waar we compleet midden in de wereld liggen! Als we liggen zien we de Nicholson 31 Bruinvis, waar we al eerder over schreven, strak in een kruisrak voorbij komen. Even later tingt de telefoon en komt er een mailtje van Lieneke binnen, met natuurlijk een foto van ons voor anker op het wijde water. Intussen heb ik een filmpje gemaakt van de Bruinvis, dat we posten op de pagina van de Nicholsonkring. Na een uurtje komen ook Klaas en Petri door de Haringvlietbrug, en als ze er zijn komen ze gezellig langszij. Dat mag officieel niet, maar het bordje dat dat aangeeft is minuscuul, er staat nauwelijks wind en we zijn bovendien allen lid van de stichting DurMaZoN. Dur Mag Zoveel Niet. Het is maandag 20 augustus.
Dinsdag gaat ieder weer zijns weegs. Klaas en Petri gaan richting Hellevoetsluis, om de komende dagen met hun zoon via de Noordzee weer terug naar het IJsselmeer te gaan, en wij zeilen op ons gemak naar Middelharnis. We hebben een strak plan, we gaan van daaruit ’s morgens vroeg proberen het haventje van Tiengemeten aan te lopen. Het is altijd vol als we er langskomen, maar de vakanties hier in het zuiden zijn voorbij, dus wie weet. We varen al vroeg weg, en komen rond negenen voor het haventje. Het eiland Tiengemeten is eigendom van Natuurmonumenten, en in het haventje mag niet overnacht worden. Hoewel we niet de eersten zijn is er genoeg plaats. We moeten Heerenleed er achteruit inwurmen, want het haventje is absoluut te smal om te keren. We maken de rondwandeling waarover we al eerder schreven. Toen we terug waren ben ik met een luiwagen in de weer gegaan om te kijken of de pokken weggeschraapt konden worden. Hoewel er hele wolken met schelpscherfjes loskwamen bleef het oppervlak rus en het snelheidslog, zo merken we later, gedraagt zich nog altijd vreemd. Dat moet dus wachten tot we in Drachten het water uitkomen. Na een fantastische dag Tiengemeten zeilen we naar de Haringvlietbrug, waar we aan het eind van de dag door kunnen en we maken vast aan een van de zowaar twee vrije meerboeien in het Hellegat. Het is een vredige avond in het Hellegat, maar het weer gaat veranderen dus we zijn blij met de meerboei die goed onder de opper van het Hellegatsplein ligt. Toch valt uiteindelijk donderdag goed mee, en we zitten de hele dag nog buiten in de kuip. We blijven donderdag en vrijdag liggen, zaterdag gaan we naar Willemstad.
Hoi, alhoewel ik helemaal niets van zeilen weet….geniet ik altijd met volle teugen van de HERENLEED-verhalen!
Ik kan merken dat jullie dit jaar een toptijd hebben, jullie van harte gegund! Over de vorige zeilperiode heb ik het gewoon niet, het gaat om het heden nietwaar?!
Dus, ga nog even zo door, ik volg jullie wel op het droge!
Veel liefs en stevige omhelzing van ons beiden, Uwe en Georgette
leuk leuk leuk!